Uitgever: M
Waardering: 7
Aantal pagina’s: 415
ISBN: 90 225 3727 7
“In deze – uiteindelijk – zes delen tellende sage speelt Robert Carter met een intrigerend gegeven: taal als kerngegeven van een magie die huist in zeer speciale stenen.” Met deze tekst opent het persbericht van Uitgeverij M. Dat wekte mijn nieuwsgierigheid en ik werd niet teleurgesteld. Het taalgebruik van Carter is inderdaad niet wat we gewend zijn in het doorsnee fantasyboek. Het is voller, welsprekender, humorvol, maar soms ook ietwat langdradig.
Het verhaal blijkt een ‘Koning Arthur’-verhaal te zijn. Gelukkig wel origineler van opzet dan de meeste Arthurverhalen die ik de laatste paar jaar voorbij heb zien komen.
De jonge Willand (Will) groeit op in de Vale, een uithoek van de bewoonde wereld. Op een dag wordt zijn wereldje ruw verstoord door de komst van de magiër Gwydion (vermomd als de gevreesde Groene Man) die hem weg komt halen uit het huis van zijn pleegouders, om hem mee te nemen op een queeste. Will ziet dat helemaal niet zitten, maar Gwydion, zjin ware naam is Merlijn, dwingt hem mee te gaan. Will moet de Taal der Stenen leren, want volgens Gwydion is Will “Het Kind van het Lot”, diegene wiens naam in het Zwarte Boek staat opgetekend. En op zijn rug rust het lot van de mensheid. Met vallen en opstaan leert Will de taal der stenen kennen. Deze taal kan magie ontketenen en ook beheersen. De taal der stenen is ook belangrijk voor het voortbestaan van de wereld en de mensheid. Will leert al snel hoe hij de lijnen kan opsporen die naar de strijdstenen en de gevaarlijke doemsteen lopen. De doemsteen die de verrader Maskull wil activeren…
Dit debuutboek van Carter mag er zijn. Niet overdadig veel actie en magie, wel een goed opgebouwde plot en uitgewerkte karakters.
Sophia